maandag 25 maart 2019

ALICEJE





Als we Martin Gardner mogen geloven (en dat doe ik) is Alice zeven jaar. De Alice van Tenniel, maar ook die van honderden illustratoren na hem, is (veel) ouder. Blader je door The illustrators of Alice dan zie je veel teenagers en bakvisjes, en vrijwel geen enkel klein meisje.

Er is een opvallende uitzondering: Ada Bowley. Haar Alice, uit 1921 (een recente reprint is verkrijgbaar) is een schattige zes- of zevenjarige met blonde krullen en bruine ogen.  Curieus is dat ook de andere figuren, zoals de hoedenmaker en de hertogin, een verjongingskuur hebben doorgemaakt, en zo lijken weggelopen uit de kinderkamer.   
  
In de jaren twintig zal het een stuk ingewikkelder geweest zijn om boeken uit het buitenland te importeren dan tegenwoordig. Ik weet dan ook niet of de Alice-uitgave van Bowley hier verkrijgbaar was.  Toch kon het Nederlandse publiek kennis nemen van haar charmante tekeningen, door het aanschaffen van het  Alice in Wonderland Kleurboek.



Geen  enkele bibliotheek heeft het, en in de diverse bibliografieën heb ik het nooit gevonden. Henri Ruizenaar en ik hebben beiden een exemplaar in onze verzameling, maar dat zijn dan ook de enige twee die mij bekend zijn. Het is daarmee misschien nog wel zeldzamer dan Lize.  De uitgever is onbekend, evenals de betekenis van het nummer 1824/4.



De afbeeldingen op voor- en achterkant (zie de plaatjes) en binnenin zijn, hoewel anoniem, zeker van Ada Bowley. Curieus is wel dat alle spelers zich voor deze nieuwe rol hebben verkleed. Het boek heeft een soort voorwoord, dat begint met “Beste jongens en meisjes, jullie zult allen Alice wel kennen”. Het vervolgt met “Wanneer jullie het boek niet gelezen hebt, raad ik je aan het maar gauw te doen”. Het is zeer onwaarschijnlijk dat in de jaren ’20 veel kinderen Alice kenden. En wie het boek in het Nederlands wou lezen, had de keus uit de zeer goedkope deeltjes in de serie Boeken voor Jongens en Meisjes, die werden uitgegeven in Friesland en daarbuiten vrijwel niet te vinden waren, of de dure luxe-uitgave met platen van Arthur Rackham, waarvan slechts 550 exemplaren werden uitgegeven, beide met de vertaling van R. ten Raa. De schrijver van het voorwoord had overigens die vertaling nooit gezien, bij hem (haar ?) gaat het over Snaveleend en Schilddier, waar Ten Raa koos voor Dodo en Soepschildpad.



Over plaatjes van Ada Bowley als reclame voor noga gaat mijn volgende blog.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

REKENEN IN WONDERLAND: KLIMOPTELLEN & GIRAFTREKKEN

Dat vertalers vaak slechte rekenaars zijn, bleek al uit mijn blog over de diepte van het Tranenmeer. Min of meer van plan het onderwerp ve...