Als we
Martin Gardner mogen geloven (en dat doe ik) is Alice zeven jaar. De Alice van
Tenniel, maar ook die van honderden illustratoren na hem, is (veel) ouder.
Blader je door The illustrators of Alice dan
zie je veel teenagers en bakvisjes, en vrijwel geen enkel klein meisje.
Er is een
opvallende uitzondering: Ada Bowley. Haar Alice, uit 1921 (een recente reprint
is verkrijgbaar) is een schattige zes- of zevenjarige met blonde krullen en
bruine ogen. Curieus is dat ook de
andere figuren, zoals de hoedenmaker en de hertogin, een verjongingskuur hebben
doorgemaakt, en zo lijken weggelopen uit de kinderkamer.
In de jaren
twintig zal het een stuk ingewikkelder geweest zijn om boeken uit het
buitenland te importeren dan tegenwoordig. Ik weet dan ook niet of de Alice-uitgave
van Bowley hier verkrijgbaar was. Toch
kon het Nederlandse publiek kennis nemen van haar charmante tekeningen, door
het aanschaffen van het Alice in Wonderland Kleurboek.
Geen enkele bibliotheek heeft het, en in de diverse
bibliografieën heb ik het nooit gevonden. Henri Ruizenaar en ik hebben beiden
een exemplaar in onze verzameling, maar dat zijn dan ook de enige twee die mij bekend
zijn. Het is daarmee misschien nog wel zeldzamer dan Lize. De uitgever is
onbekend, evenals de betekenis van het nummer 1824/4.
De
afbeeldingen op voor- en achterkant (zie de plaatjes) en binnenin zijn, hoewel
anoniem, zeker van Ada Bowley. Curieus is wel dat alle spelers zich voor deze
nieuwe rol hebben verkleed. Het boek heeft een soort voorwoord, dat begint met
“Beste jongens en meisjes, jullie zult allen Alice wel kennen”. Het vervolgt
met “Wanneer jullie het boek niet gelezen hebt, raad ik je aan het maar gauw te
doen”. Het is zeer onwaarschijnlijk dat in de jaren ’20 veel kinderen Alice
kenden. En wie het boek in het Nederlands wou lezen, had de keus uit de zeer
goedkope deeltjes in de serie Boeken voor Jongens en Meisjes, die werden
uitgegeven in Friesland en daarbuiten vrijwel niet te vinden waren, of de dure
luxe-uitgave met platen van Arthur Rackham, waarvan slechts 550 exemplaren
werden uitgegeven, beide met de vertaling van R. ten Raa. De schrijver van het
voorwoord had overigens die vertaling nooit gezien, bij hem (haar ?) gaat het
over Snaveleend en Schilddier, waar Ten Raa koos voor Dodo en Soepschildpad.
Over plaatjes van Ada Bowley als reclame voor noga gaat mijn volgende blog.
Over plaatjes van Ada Bowley als reclame voor noga gaat mijn volgende blog.